Voeding
Het dieet van zebravissen is afhankelijk van de leeftijd. Larven moeten vanaf dag 5-7 gevoerd worden, omdat ze dan hun dooier hebben verbruikt. In de fase erna groeien de vissen zeer hard zodat de kwantiteit en kwaliteit van het voer in deze fase cruciaal zijn. Larven zijn nog niet in staat grote stukken voer (prooien) naar binnen te werken en moeten daarom worden gevoerd met voer dat voldoet aan deze beperking. Voor levend voer zijn pantoffeldiertjes (Paramecium (150-200 μm)) en raderdieren (rotiferen (250 μm)) ideaal. Wanneer larven groot genoeg zijn, kunnen ook de grotere pekelkreeftjes (Artemia nauplii) worden gevoerd. Vanaf 1 maand krijgen larven ook vlokvoer of pelletvoer. Volwassen vissen krijgen naast vlok- of pelletvoer ook altijd levend voer. Levend voer is ook een vorm van verrijking omdat vissen hier op jagen.
Hoeveelheid voeding
Er zijn twee manieren om te kijken of zebravissen per keer voldoende te eten hebben: voeren tot verzadiging of voeren op basis van lichaamsgewicht. Bij de eerste methode krijgen vissen niet meer voer dan dat ze in een bepaalde tijd op kunnen, bijvoorbeeld 5 of 10 minuten. Hoewel dit relatief makkelijk is, is het nadeel dat niet duidelijk is hoeveel vissen echt krijgen en dat het subjectief is. Bij de andere methode krijgen de vissen de hoeveelheid die gerelateerd is aan hun lichaamsgewicht, bijvoorbeeld 50-300% bij snel groeiende larven en jonge vissen, en 1-10% bij volwassen vissen. Hierbij moet wel het gewicht van de vissen worden geschat op basis van groei en ervaring, wat een uitdaging kan zijn. Gewichtsveranderingen maar ook bijvoorbeeld het opmeten van de lengte, zouden bepaald kunnen worden door vissen te wegen wanneer er toch handelingen worden verricht.
Afhankelijk van het doel van de houderij wordt meer of minder voer gegeven: meer voer wordt gegeven wanneer vissen reproduceren, omdat dat veel energie kost. De vissen krijgen minder wanneer ze op onderhoud staan, wat betekent dat ze niet voor reproductie worden ingezet. Een voorbeeld van deze verhoudingen is het geven van 3% van het lichaamsgewicht voer bij volwassen zebravissen op onderhoud en 5% voor groeiende vissen en vissen die zorgen voor de eiproductie.
Frequentie van voeden
Omdat zebravissen geen echte maag hebben en relatief klein zijn, lijken frequente kleine maaltijden de beste methode om te voeren. In de praktijk wordt twee keer daags gevoerd (op weekdagen en 1 keer per dag in het weekend). Larven groeien hard; daarom moeten ze regelmatig met voldoende voer gevoerd worden. In de praktijk worden larven 2 tot 3 keer per dag gevoerd.
Het voerregime beïnvloedt de waterkwaliteit: voer dat niet wordt gegeten, omdat er of te veel wordt gegeven of niet op de juiste manier, blijft in het systeem en vervuilt het water. Wanneer vlokvoer wordt gebruikt zitten daar stukken van verschillend formaat in. De stukken die boven de beetgrootte van de vissen uitstijgen blijven vaak over. Het is daarom beter om homogeen gemengd voedsel aan te bieden, zoals een suspensie, of pellets, die zijn toegesneden op de beetgrootte van zebravissen.