Richtlijn 2010/63/EU

Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. 

De Europese Unie (EU) is een unie van achtentwintig onafhankelijke staten op basis van de Europese Gemeenschappen en opgericht om politieke, economische en sociale samenwerking te verbeteren. 

In 2010 heeft de EU de herziene Richtlijn 2010/63/EU, betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, bekrachtigd.

De volgende overwegingen en artikelen uit de Richtlijn zijn van toepassing op de implementatie van humane eindpunten.

Overwegingen

2. Dierenwelzijn is een in artikel 13 van het Verdrag neergelegde waarde van de Unie.

12. Dieren hebben een intrinsieke waarde die moet worden geëerbiedigd. Bovendien bestaat er bij het brede publiek ethische bezorgdheid ten aanzien van het gebruik van dieren in procedures. Dieren moeten daarom altijd worden behandeld als wezens met gevoel en het gebruik ervan in procedures moet worden beperkt tot gebieden die uiteindelijk van nut kunnen zijn voor de gezondheid van mensen of dieren of voor het milieu. Om die reden mag het gebruik van dieren voor wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden alleen worden overwogen als een alternatief voor dierproeven niet voorhanden is. Het gebruik van dieren voor wetenschappelijke procedures op andere onder de bevoegdheid van de Unie vallende gebieden moet worden verboden.

14. Wegens het ernstige lijden dat wordt ervaren tijdens de periode die aan de dood voorafgaat, moet zoveel mogelijk worden vermeden methoden te selecteren die de dood als eindpunt hebben. Voor zover mogelijk dienen in plaats daarvan humanere eindpunten te worden gebruikt, gebaseerd op klinische signalen van een op handen zijnde dood, die het mogelijk maken het dier te doden en zodoende verder lijden te besparen.

15. Het gebruik van ongeschikte methoden om dieren te doden kan bij de dieren aanzienlijke pijn, angst en lijden veroorzaken. Van even groot belang is de bekwaamheid van de persoon die de handeling in kwestie verricht. Dieren dienen daarom alleen te worden gedood door een daartoe bevoegde persoon en middels een methode die geschikt is voor de betrokken soort.

23. Vanuit een ethisch gezichtspunt dient er een bovengrens te worden gesteld aan de pijn, het lijden en de angst waaraan dieren in wetenschappelijke procedures worden blootgesteld. Daarom moet het uitvoeren van procedures die resulteren in ernstige pijn, lijden of angst die waarschijnlijk langdurig zullen zijn en niet kunnen worden verzacht, worden verboden.

Artikelen

Art. 6. Methoden voor het doden

1. De lidstaten zorgen ervoor dat dieren worden gedood op zodanige wijze dat hun zo weinig mogelijk pijn, lijden en angst wordt berokkend.
2. De lidstaten dragen er zorg voor dat dieren worden gedood in de inrichting van een fokker, leverancier of gebruiker, door een deskundig persoon.

Article 13. Methodekeuze

1. Onverminderd een bij de nationale wetgeving ingesteld verbod op bepaalde soorten methoden, dragen de lidstaten er zorg voor dat geen procedure wordt uitgevoerd indien het nagestreefde resultaat kan worden verkregen met behulp van een andere methode of beproevingsstrategie waarbij geen levende dieren worden gebruikt en die in de wetgeving van de Unie is erkend.
2. In geval van verschillende mogelijkheden worden de procedures geselecteerd die aan het grootste aantal van de volgende voorwaarden voldoen:

a) er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt,
b) de betrokken dieren zijn dieren die het minst gevoelig zijn voor pijn, lijden, angst of blijvende schade,
c) de desbetreffende procedures berokkenen het minste pijn, lijden, angst of blijvende schade, en de betrokken procedures leveren naar verwachting bevredigende resultaten op.

3. De dood als eindpunt van een procedure moet zoveel mogelijk worden vermeden en worden vervangen door in een vroege fase vaststelbare, humane eindpunten. Wanneer de dood als eindpunt onvermijdelijk is, dient de procedure zo te worden opgezet dat:

a) zo weinig mogelijk dieren sterven, en 
b) de duur en intensiteit van het lijden van het dier zo gering mogelijk worden gehouden en de dood, voor zover mogelijk, pijnloos is.

Art.14. Verdoving

5. Zodra het doel van de procedure is bereikt, wordt alles in het werk gesteld om het lijden van het dier tot een minimum te beperken.

Art.17. Einde van de procedure

2. Aan het einde van de procedure wordt door een dierenarts of een andere deskundige persoon beslist of het dier in leven zal worden gehouden. Een dier wordt gedood als aannemelijk is dat het een matige of ernstige vorm van pijn, lijden, angst of blijvende schade zal blijven ondervinden.

Art.24. Specifieke voorschriften met betrekking tot het personeel

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 40, lid 2, onder b), bedoelde personen

a) ervoor zorgen dat een eind wordt gemaakt aan onnodige angst, pijn, lijden of blijvende schade die tijdens een procedure bij een dier worden veroorzaakt, en...

Art.33. Verzorging en huisvesting

1. Wat betreft de verzorging en de huisvesting van de dieren dragen de lidstaten er zorg voor dat:

d) regelingen worden getroffen om een eventueel letsel of pijn, onnodig lijden, angst en blijvende schade die vermijdbaar zijn en die worden ontdekt, zo snel mogelijk te verhelpen, en

Wetgeving zebravissen

Zebravissen zijn gewervelde dieren en vallen daarmee onder de wetgeving over dierproeven. Uitzonderingen zijn de embryonale en larvale stadia tot en met dag 5. Het criterium voor de wetgeving is: “independently feeding larval forms ” (Directive 2010/63/EU), kortom wanneer larven zelfstandig door de waterkolom heen kunnen bewegen, het spijsverteringskanaal functioneel is en ze beginnen te jagen op prooien. 

Ten aanzien van de huisvesting en verzorging van zebravissen gelden zeer algemene regels rondom het houden van vissen, dat wil zeggen huisvesting op een wijze die past bij de soort (Directive 2010/63/EU). Er zijn (nog) geen precieze voorschriften ten aanzien van huisvesting, zoals dimensies van tanks en verrijking. De FELASA richtlijnen zullen naar verwachting op korte termijn worden gepresenteerd.

Ten aanzien van het doden van vissen zijn specifieke richtlijnen voorhanden, zoals de AVMA Guidelines for the Euthanasia of Animals: 2013 Edition. Ook Directive 2010/63/EU heeft richtlijnen beschikbaar voor de euthanasie van vissen.

ILAR journal volume 53 (2) bevat een serie artikelen en richtlijnen over verschillende aspecten van de houderij van zebravissen (IACUC; Guide for the Care and Use of Laboratory Animals).